Goudkoorts

Hanneke Gunsing, prutroerder,  zadenzoeker en grondwerker.

Die donderdagochtend stond er een bak met prut voor me klaar, waarin geroerd moest worden. Plus een grote borstel erin en een paar handschoenen die daarna weggegooid mochten worden vanwege de stank. Als één van de heksen in de openingsscene van MacBeth zette ik mij aan het roerend goed. Als het goed ging, zouden de zaden boven komen drijven, zei Tuinman Henk.

De oogst viel dit jaar tegen, maar de hoop was mede gevestigd op mijn roervermogen. Na een poosje kwamen er kleine ‘nootjes’ bovendrijven en een enkele grote. Die grote waren de goede. Hieruit zouden nieuwe Gingko Biloba’s moeten groeien.

Nadat de oogst was afgespoeld volgde het zeven van een grote bak aarde met een ouderwetse koperen zeef. Alleen moest die aarde wel wat worden geholpen, alleen schudden was onvoldoende. Dus met een vork/pollepel de grond er doorheen duwen.

De associatie met goudzoeken werd sterker naarmate ik langer zeefde. Koortsachtig hoopte ik op zaden. Gelukkig waren de omstandigheden in de kas heel wat makkelijker dan ergens in een mijn. En die stank: ik rook niets.

Volgens recept moest de gezeefde aarde vermengd worden met wit zand, zodat het aanhangend vocht van de zaden wordt opgenomen en dit mengsel in een zinken teil zijn rust-/groeiplaats vond. Het zal nog even duren voordat we weten of het voor zijn roodkoperen komt, maar gelukkig ken ik de Gingko’s goed met hun prachtvorm en gele herfstkleur.

Over goud gesproken! Ze ontroeren me altijd weer.