De luchtpomp vormde de basis van de eerste collectie aan natuurkundige instrumenten van het Universiteitsmuseum. Lees meer over de geschiedenis van de luchtpomp.
Natuurwetenschappelijke onderzoek
De luchtpomp (of vacuümpomp) staat symbool voor het begin van de proefondervindelijke natuurwetenschap in Utrecht. Hierbij bestudeerde de onderzoeker de natuur niet langer in haar natuurlijk functioneren, maar creëerde juist onnatuurlijke situaties om te zien hoe bepaalde processen verliepen. Het vacuüm is een voorbeeld van zo’n onnatuurlijke situatie. Omdat vacuüm in die tijd een theologisch en filosofisch omstreden begrip was, spraken wetenschappers liever van een luchtpomp.
Jopseph Serrurier
Joseph Serrurier (1668-1742), hoogleraar natuurkunde, schafte de pomp aan in 1706. Het was de eerste aankoop voor het ‘Theatrum Physicum’, de plek waar men experimentele natuurkunde ging bedrijven. Serrurier was in Utrecht ook de eerste die onderwees in dit vak. Na de pomp schafte men systematisch meer instrumenten aan voor gebruik in het onderwijs.
Vacuümpomp
De geschiedenis van de luchtpomp gaat jaren terug. Luchtpompen bestaan al sinds de Oudheid, maar de eerste vacuümpomp dateert uit 1647. De Duitser Otto van Guericke was de uitvinder. De Utrechtse luchtpomp is afkomstig uit de werkplaats van Van Musschenbroek. Deze Leidse fabrikant begon rond 1670 met de commerciële productie van luchtpompen, en wist het tot marktleider in Europa te brengen. Deze variant, met schuine cilinder, was in die tijd een hightech instrument. Hij was erg kostbaar en moeilijk in het gebruik. Toch werd hij veel verkocht en was zelfs een bestseller uit de Van Musschenbroekwerkplaats.
Experiment
Luchtpompen werden vooral gebruikt voor demonstraties aan het publiek. Een beroemd experiment is dat met de Maagdenburger halve bollen: twee stolpen die vacuüm werden gezogen. Twee spannen van elk acht paarden konden ze nog niet van elkaar scheiden. Zo’n kracht door alleen luchtdruk!